Drieëntwintigste zondag na Trinitatis

BWV 163, 139, 52

 

Brief
Filippenzen 3: 17-21

17 Volg mij na, broeders en zusters, en kijk naar hen die leven volgens het voorbeeld dat wij u gegeven hebben. 18 Ik heb u al vaak gezegd, en zeg nu zelfs met tranen in mijn ogen: Velen leven als vijand van het kruis van Christus 19 en gaan hun ondergang tegemoet. Hun god is hun buik, hun eer is schaamteloosheid en hun aandacht is alleen gericht op aardse zaken. 20 Maar wij hebben ons burgerrecht in de hemel, en van daar verwachten wij onze redder, de Heer Jezus Christus. 21 Met de kracht waarmee Hij in staat is alles aan zich te onderwerpen, zal Hij ons armzalig lichaam gelijkmaken aan zijn verheerlijkt lichaam.

Evangelie
Matteüs 22: 15-22

15 Nu trokken de farizeeën zich terug om te overleggen hoe ze Hem met een uitspraak in de val konden lokken. 16 Ze stuurden enkele van hun leerlingen samen met een aantal herodianen naar Hem toe, met de vraag: ‘Meester, wij weten dat U oprecht bent en in alle oprechtheid onderricht geeft over de weg van God. U trekt u niets aan van het oordeel van anderen, want U ziet niemand naar de ogen. 17 Zeg ons daarom wat U vindt: is het toegestaan de keizer belasting te betalen of niet?’ 18 Maar Jezus had hun boze opzet door en zei: ‘Waarom stelt u Me op de proef, huichelaars? 19 Laat Me eens een belastingmunt zien.’ Ze reikten Hem een denarie aan. 20 Hij vroeg hun: ‘Van wie is dit een afbeelding en van wie is het opschrift?’ 21 Ze antwoordden: ‘Van de keizer.’ Daarop zei Hij tegen hen: ‘Geef dan wat van de keizer is aan de keizer, en geef aan God wat God toebehoort.’ 22 Ze waren zeer verbaasd toen ze dit hoorden. Ze lieten Hem met rust en gingen weg.


De Bijbeltekst in deze uitgave is ontleend aan de NBV21.
©2021 Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap, Haarlem/Antwerpen.