Tweede Kerstdag
Ook: Feest van Sint Stefanus

BWV 40, 121, 57, 248 II

 

Brief
Titus 3: 4-7

4 Maar toen zijn de goedheid en mensenliefde van God, onze redder, openbaar geworden 5 en heeft Hij ons gered, niet vanwege onze rechtvaardige daden, maar uit barmhartigheid. Hij heeft ons gered door het bad van de wedergeboorte en de vernieuwende kracht van de heilige Geest, 6 die Hij door Jezus Christus, onze redder, rijkelijk over ons heeft uitgegoten. 7 Zo zijn wij door zijn genade rechtvaardig verklaard en krijgen we deel aan het eeuwige leven waarop onze hoop gericht is.

Evangelie
Lucas 2: 15-20

15 Toen de engelen waren teruggegaan naar de hemel, zeiden de herders tegen elkaar: ‘Laten we naar Betlehem gaan om met eigen ogen te zien wat er gebeurd is en wat de Heer ons bekend heeft gemaakt.’ 16 Ze gingen meteen op weg, en troffen Maria aan en Jozef en het kind dat in de voederbak lag. 17 Toen ze het zagen, vertelden ze wat hun over het kind was gezegd. 18 Allen die het hoorden stonden verbaasd over wat de herders tegen hen zeiden, 19 maar Maria bewaarde al deze woorden in haar hart en bleef erover nadenken. 20 De herders gingen terug, terwijl ze God loofden en prezen om alles wat ze gehoord en gezien hadden, precies zoals het hun was gezegd.

 

Brief (Sint Stefanus)
Handelingen 6: 8-15, 7:1-2a, 7: 51-59

8 Stefanus verrichtte dankzij Gods genade en kracht grote wonderen en tekenen onder het volk. 9 Enkele leden van de synagoge van de Vrijgelatenen, waartoe ook Joden uit Cyrene en Alexandrië behoorden, evenals Joden uit Cilicië en Asia, kwamen echter in verzet en begonnen met hem te redetwisten, 10 maar ze konden niet op tegen zijn wijsheid en tegen de Geest die hem bezielde. 11 Daarop zetten ze anderen ertoe aan te verklaren dat ze hadden gehoord dat Stefanus Mozes en God had gelasterd. 12 Ook het volk hitsten ze op, evenals de oudsten en de schriftgeleerden. Ten slotte namen ze Stefanus gevangen en brachten hem voor het Sanhedrin. 13 Ze lieten valse getuigen komen, die verklaarden: ‘Deze man keert zich steeds weer tegen de tempel en de wet, 14 want we hebben hem horen zeggen dat Jezus van Nazaret de heilige plaats zal afbreken en de gebruiken die Mozes ons heeft overgeleverd zal veranderen.’ 15 Alle leden van het Sanhedrin vestigden hun blik op Stefanus en zagen dat zijn gezicht leek op dat van een engel.

[7] 1 De hogepriester vroeg: ‘Is dat waar?’ 2 Stefanus antwoordde: ‘Broeders, vaders van ons volk, luister naar wat ik u te zeggen heb.

51 Maar u bent halsstarrig, onbesneden van hart en van oren; steeds weer verzet u zich tegen de heilige Geest, zoals uw voorouders ook al deden. 52 Wie van de profeten hebben uw voorouders niet vervolgd? Degenen die de komst van de rechtvaardige aankondigden hebben ze gedood, en zelf hebt u nu de rechtvaardige verraden en vermoord, 53 u die de wet ontvangen hebt door tussenkomst van de engelen, maar er niet naar hebt geleefd.’
     54 Toen ze dit hoorden, werden ze razend op hem, ze knarsetandden van woede. 55 Maar vervuld van de heilige Geest sloeg Stefanus zijn blik op naar de hemel en zag de luister van God, en Jezus, die aan Gods rechterhand stond, 56 en hij zei: ‘Ik zie de hemel geopend en de Mensenzoon, die aan Gods rechterhand staat.’ 57 Maar ze schreeuwden en tierden, hielden hun handen voor hun oren en stormden met zijn allen op hem af. 58 Ze dreven hem de stad uit om hem te stenigen. De getuigen gaven hun mantel in bewaring bij een jongeman die Saulus heette. 59 Terwijl Stefanus gestenigd werd, riep hij uit: ‘Heer Jezus, ontvang mijn geest.’

Evangelie (Sint Stefanus)
Matteüs 23: 34-39

34 Daarom, luister! Ik stuur profeten en wijzen en schriftgeleerden naar jullie toe. Jullie zullen sommigen van hen doden, kruisigen zelfs, en anderen in jullie synagogen geselen en van stad tot stad vervolgen. 35 Zo zal al het onschuldige bloed dat op aarde is vergoten jullie worden aangerekend, vanaf het bloed van Abel, de rechtvaardige, tot het bloed van Zecharja, de zoon van Berechja, die jullie vermoord hebben tussen de tempel en het altaar. 36 Ik verzeker jullie: op deze generatie zal dit alles neerkomen. 37 Jeruzalem, Jeruzalem, jij die de profeten doodt en stenigt wie naar je toe zijn gestuurd! Hoe vaak heb Ik je kinderen niet bijeen willen brengen zoals een hen haar kuikens verzamelt onder haar vleugels, maar jullie hebben het niet gewild. 38 Jullie tempel wordt geheel aan zijn lot overgelaten. 39 Ik verzeker jullie: vanaf nu zullen jullie Mij niet meer zien, totdat je zult zeggen: “Gezegend Hij die komt in de naam van de Heer!”’


De Bijbeltekst in deze uitgave is ontleend aan de NBV21.
©2021 Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap, Haarlem/Antwerpen.