Derde Pinksterdag

BWV 184, 175

 

Brief
Handelingen 8: 14-17

14 Toen de apostelen in Jeruzalem hoorden dat de inwoners van Samaria het woord van God hadden aanvaard, stuurden ze Petrus en Johannes naar hen toe. 15 Nadat ze waren aangekomen, baden ze dat ook de Samaritanen de heilige Geest mochten ontvangen, 16 want deze was nog op niemand van hen neergedaald; ze waren alleen gedoopt in de naam van de Heer Jezus. 17 Na het gebed legden Petrus en Johannes hun de handen op, en zo ontvingen ze de heilige Geest.

Evangelie
Johannes 10: 1-11

1 Werkelijk, Ik verzeker u, wie de schaapskooi niet binnengaat door de deur maar ergens anders naar binnen klimt, is een dief of een rover. 2 Wie door de deur naar binnen gaat, is de herder van de schapen. 3 Voor hem doet de bewaker open. De schapen luisteren naar zijn stem, hij roept zijn eigen schapen bij hun naam en leidt ze naar buiten. 4 Wanneer hij al zijn schapen naar buiten gebracht heeft, loopt hij voor ze uit en de schapen volgen hem omdat ze zijn stem kennen. 5 Iemand anders volgen ze niet, ze lopen juist van hem weg omdat ze de stem van een vreemde niet kennen.’
     6 Jezus vertelde hun deze gelijkenis, maar ze begrepen niet wat Hij bedoelde. 7 Daarom vervolgde Hij: ‘Werkelijk, Ik verzeker u, Ik ben de deur voor de schapen. 8 Zij die vóór Mij kwamen waren allemaal dieven en rovers, maar naar hen hebben de schapen niet geluisterd. 9 Ik ben de deur: wanneer iemand door Mij binnenkomt zal hij gered worden; hij zal in en uit lopen, en hij zal weidegrond vinden. 10 Een dief komt alleen om te roven, te slachten en te vernietigen, maar Ik ben gekomen om hun het leven te geven in al zijn volheid.
     11 Ik ben de goede herder. Een goede herder is bereid zijn leven te geven voor de schapen.


De Bijbeltekst in deze uitgave is ontleend aan de NBV21.
©2021 Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap, Haarlem/Antwerpen.