Inleiding 5/8
Bachs cantates: tekst en muziek
Al in 1708 te Mühlhausen stelde Bach zich tot doel voor alles ‘goed geordende kerkmuziek tot eer van God’ te schrijven in overeenstemming met de wensen van de parochianen.12 Nu denken wij bij dit citaat met name aan Bachs goed geordende muziek. Onderzoek maakt duidelijk dat de ‘goede ordening’ tekst en muziek betrof.
Het is niet altijd bekend wie de teksten koos of schreef die Bach voor zijn cantates gebruikte, maar onder anderen Petzoldt (2004, 2007, 2018) laat zien dat Bach de beschikbare tekst inzet om muziek en tekst zoveel mogelijk tot een eenheid te maken, een eenheid die bijdroeg aan de religieuze vorming en ervaringen van zijn geloofsgenoten. In eerste instantie gold dit met name voor kerkliederen (koralen). Later breidde Bachs werkwijze zich uit naar andere soorten religieuze tekst.
Voordat Bach zijn eerste cantates schreef had de organist Bach zich al bekwaamd in het muzikaal verrijken van koraalteksten. Omdat kerkgangers de koraalteksten kenden, kon een organist in zijn voorspelen volstaan muzikale gebaren te vinden bij de koraalmelodie die een bepaalde interpretatie van de niet gezongen tekst benadrukte. Voorbeelden hiervan vind je in Bachs Orgel-büchlein (vooral 1708-’17). Het Orgel-büchlein bevat een reeks koraalvoorspelen waarin de koraalmelodie onbewerkt als cantus firmus verschijnt. In deze voorspelen gebruikt Bach soms retorische middelen die nauw aansluiten bij de niet gezongen tekst, zoals de dalende chromatische frasen of dalende sprongen van verminderde of overmatige intervallen in Durch Adams Fall ist ganz verderbt (BWV 637) die Adams zondeval aanduiden.13
Een bijzondere muzikale behandeling van diverse tekstfragmenten is ook te vinden in wat mogelijk Bachs eerste cantate is: Aus der Tiefen rufe ich, Herr, zu dir, BWV 131. Deze cantate is symmetrisch opgebouwd:
koor - solo - koor - solo - koor.
Dürr geeft aan dat de koordelen steeds de vorm hebben van een Präludium und Fuge, een vorm waarmee de organist Bach uiterst vertrouwd is. De solodelen van deze cantate vertonen wat je ‘semantisch contrapunt’ zou kunnen noemen, een talige variant van de contrapunt die wij uit de muziek kennen. De tekst van BWV 131 bestaat namelijk uit psalm 130 en strofen van het koraal Herr Jesu Christ, du höchstes Gut (Ringwaldt, 1588). In de solodelen gaan de koraalstrofen en de strofen uit psalm 130 een dialoog met elkaar aan: de oudtestamentische roep om genade en de nieuwtestamentische smeekbede om verlossing suggereren steeds nieuwe facetten van elkaar.14
De traditie om verschillende tekstfragmenten, die gezongen zijn of waar een melodie-fragment aan refereert, met elkaar te contrasteren doet ondanks grote verschillen haast modernistisch aan en kan ook een niet-gelovige aanspreken. Bachs muzikaal-semantische contrapunt is tot het uiterste verfijnd in wat wel Bachs ‘meest ambitieuze project’ wordt genoemd, zijn tweede cantatejaargang in Leipzig.