Inleiding 6/8
Bachs tweede cantatejaargang in Leipzig
In Mühlhausen (1707-’08) schreef de jonge Bach zijn eerste cantates, zoals Gottes Zeit ist die allerbeste Zeit (Actus tragicus, BWV 106). En in Weimar (1708-’17) schreef hij vanaf 1714 maandelijks een cantate. In het calvinistische Köthen (1717-’23), waar Bach werkte voordat hij in 1723 naar Leipzig ging, was nauwelijks ruimte voor ‘goed geordende kerkmuziek tot eer van God’. In Leipzig was die ruimte er wel. In 1724, twee honderd jaar nadat Luther zijn eerste collectie liederen afrondde, componeerde Bach volop aan een tweede jaargang cantates, nu zelfs koraalcantates. Koraalcantates zijn gebaseerd op tekst en melodie van een kerklied (koraal). Meestal gebruikt het eerste en het laatste deel van een koraalcantate de coupletten van het koraal zonder tekstwijziging. De tekst van de tussenliggende cantatedelen (recitatieven, arias,…) zijn vrijer aan het koraal gerelateerd.
In zijn tweede cantatejaargang legt Bach de variaties vast in de wijze waarop koraalcantates kunnen worden gecomponeerd. De cyclus is vergelijkbaar met wat hij voor ander muziekvormen deed in het Orgel-büchlein, Das Wohltemperierte Klavier, de Goldberg-Variationen, Die Kunst der Fuge,….
Het is niet helemaal duidelijk waarom Bach voor zijn tweede Leipziger cyclus de koraalcantatevorm koos. Er kunnen meerdere redenen zijn. De vorm sluit aan bij de traditie waarin predikanten cycli schreven waarin de preken voor een kerkjaar uitgaan van perikopen en koralen. Predikanten kozen deze vorm om afwisseling te brengen in preekjaargangen die alleen op perikopen zijn gebaseerd.15 Een cyclus koraalcantates kan gesuggereerd zijn door een predikant waarmee Bach samenwerkte, en in het componeren van zulke cycli gingen tijdgenoten als Telemann hem voor.16 Een andere mogelijkheid sluit nauw aan bij de context waarin Bach zich ontplooide en de rol die Luther daarin speelde. In 1724 is het namelijk tweehonderd jaar geleden dat Luther zijn eerste collectie koralen publiceerde. Koos Bach voor koraalcantates om Luthers collectie te herdenken en te laten herleven?17 Koraalcantates lijken überhaupt sterk aan een kerkdienst bij te dragen omdat parochianen de koralen kenden.
Dat de koraalcantates niet op zichzelf staan maar inderdaad een reeks vormen, tonen onder meer de koraalfantasieën waarmee de eerste vier koraalcantates beginnen. De eerste heeft de vorm van een Franse ouverture met de cantus firmus in de sopraan (BWV 20), de tweede is een motet met de cantus firmus in de alt (BWV 2), de derde een ‘vioolconcert’ met de cantus firmus in de tenor (BWV 7), de vierde een koraalfantasie met de cantus firmus in de bas (BWV 135).18
De cyclus koraalcantates is bijna volledig maar breekt voortijdig af. Waarom is Bach zo vlak voor voltooiing gestopt? In navolging van Schulze suggereert Wolff dat Bach de reeks in nauwe samenwerking met Andreas Stübel schreef, een gepensioneerde conrector van de Thomasschule met grondige kennis van de theologie en ruime ervaring in het schrijven van poëzie. Stübel stierf een paar weken voordat Bach zijn reeks eindigde. Omdat Stübel de nog resterende teksten niet had achtergelaten moest Bach blijkbaar zijn reeks afbreken. Deze suggestie is ook te vinden in de besprekingen van Van Hengel. Dürr 2022 en Wolff 2020 noemen Stübel niet. Maul vindt een samenwerking met Stübel zelfs onwaarschijnlijk. Stübel was immers niet meer actief op de Thomasschule, want al lang gepensioneerd, en was theologisch een ‘crypto-calvinist’, dus inhoudelijk minder geschikt. De tekstdichters kunnen ook theologiestudenten zijn geweest, die plotseling andere verplichtingen kregen. Of misschien brak Bach de cyclus af omdat zijn werk een vorm van kritiek ondervond die hij niet kon dulden. Kortom, wij weten het niet.19
Het kan onduidelijk zijn wie de teksten leverde die Bach voor zijn cantates gebruikte, en er wordt regelmatig geklaagd over hun soms slechte kwaliteit. Deze kritiek is niet onterecht. De vraag is echter wat Bach met de teksten doet. Het lijkt Bach vooral te gaan om wat de teksten te zeggen hebben, hun literaire kwaliteit lijkt voor hem van minder belang. Ook Bachs brieven verraden weinig zorg voor het literaire. Laten we niet vergeten dat er vast een kloof gaapt tussen wat Bach in de teksten herkende en wat wij er nog in kunnen lezen, zeker wanneer Bachs geloof je grotendeels vreemd is.20 Hoe dan ook, het is hoogstwaarschijnlijk dat Bach soms zelf de beschikbare tekst aanpaste om muziek en tekst elkaar te laten versterken. Zo ontstaat overduidelijk een extra dat de tekst alleen bij lange na niet heeft.
ln Leipzig schreef Bach voor zo’n tweeduizend toehoorders waaronder een paar honderd academisch geschoolde fijnproevers.21 Subtiele affect aanduidingen, muzikale allusies en tekstinterpretaties zullen hen niet zijn ontgaan. In zijn ‘meest ambitieuze project’ zette Bach al deze middelen in om zijn koraalcantates tot overtuigende, muzikale preken te maken. Een hoogtepunt is in dit opzicht Herr Jesu Christ, wahr' Mensch und Gott, BWV 127, die Bach componeerde vlak voordat hij de reeks cantates onvoltooid afbrak. Tot slot van deze inleiding, een bespreking van deze cantate in wat meer detail.22